GESCHIEDENIS VAN DE ST. JORISKERK IN EINDHOVEN-STRATUM

 

 

 

Beknopte geschiedenis en beschrijving

Het ontstaan van de parochie
Omstreeks het jaar 1400 was er in het dorp Stratum, dat sedert 1920 behoort tot de gemeente Eindhoven, al een St. Joriskapel. Deze viel onder de parochie Woensel ( thans ook een deel van Eindhoven ), moederkerk van veel parochies in Eindhoven en omgeving, en in die tijd tevens dekenale kerk. Het uitgestrekte dekenaat Woensel was tot 1559 onderdeel van het bisdom Luik, daarna van het toen nieuw gestichte bisdom 's-Hertogenbosch.
Wanneer werd Stratum nu een zelfstandige parochie? In de sacristie van de kerk hangt een kopie van een document, dat berust in het archief van het aartsbisdom Mechelen, waaronder Stratum via het bisdom Luik eertijds ressorteerde. Dit document, gesteld in het Latijn, behelst een uitvoerende acte betreffende de verheffing van de St.Joriskapel in Stratum tot zelfstandige parochiekerk, met daarmee verbonden zaken als het bezit van een doopvont, luidklokken, kerkhof en dergelijke. Het stuk is gedateerd 10 maart 1489; deze datum kan derhalve als de stichtingsdatum van de St. Jorisparochie beschouwd worden.

De vroegere St. Joriskerk
Het laat-middeleeuwse St.Joriskerkje stond op circa honderdvijftig meter achter het tegenwoordige gebouw. Tijdens de reformatie mocht de katholieke parochie de eigen kerk niet gebruiken, maar na die periode, op 18 februari 1796, werd ze voor het eerst weer benut voor de katholieke eredienst. Kort daarna werd het gebouw, dankzij de vasthoudendheid van de in augustus 1797 benoemde pastoor Joannes Kuypers, officieel erkend als eigendom van de parochie.
Het kerkje, dat erg onderkomen was, werd zo goed mogelijk opgeknapt en deed vervolgens weer tientallen jaren dienst. In 1847 werd het gebouw vergroot om in de groeiende behoefte aan ruimte te voorzien. Het koor werd gesloopt en daarvoor in de plaats kwam een "aan te bouwen gedeelte schip en kruiskoren", zoals omschreven staat in het bewaard gebleven bouwbestek.

De bouw van de tegenwoordige kerk
Ondanks deze uitbreiding kon de oude kerk in de loop van de negentiende eeuw toch niet voldoende plaats meer bieden aan het groeiende aantal parochianen.
Daarom besloot pastoor Arnoldus Lombarts, die in 1860 in Stratum benoemd was, dat er een nieuwe kerk gebouwd moest worden. Nadat hij zich verzekerd had van voldoende financiële steun van zijn parochianen, waartoe een aantal welgestelde fabrikantenfamilies behoorde, kreeg de pastoor goedkeuring voor zijn plannen van de bisschop van 's- Hertogenbosch, mgr. Godschalk, en kon het werk beginnen. De Tilburgse architect Hendrik van Tulder (1819-1903) ontving de opdracht om het ontwerp te maken. In 1884, op 19 mei, werd de "eerste steen" gelegd en reeds op 21 september 1885 kon de bisschop de kerk komen consacreren.
Er stond toen nog geen toren aan de kerk. Architect Van Tulder had wel een toren ontworpen, maar die was vanwege de kosten achterwege gelaten. De huidige toren werd gebouwd in 1910-1911 onder pastoor Laurentius Dijkmans, die pastoor Lombarts in 1897 was opgevolgd. De toren werd uitgevoerd volgens een nieuw ontwerp van architect Jac van Gils (1865-1919), die voorheen bij Van Tulder gewerkt had.

Klik om de foto te vergroten... Klik om de foto te vergroten...
Bovenstaande twee prenten zijn pastoor Laurentius Dijkmans ( 27-08-1851 - † 17-11-1937) Pastoor te stratum in 1897 tot 1937 De foto links dateert uit 1930. Pastoor Dijkmans was kamerheer en officier in de orde van Oranje Nassau

 


 

Klik om de foto te vergroten...

Klik om de foto te vergroten...

Pastoor Lombarts was pastoor van Stratum van 1860 tot 1897

Pastoor Siking was pastoor van Stratum. Bovenstaande foto is gemaakt ter gelegenheid van zijn 40 jarig Priesterfeest 1918 - 25 mei 1958

 

Wilt u meer meer weten over deze historische kerk klik dan op deze link

De St. Joriskerk nader bekeken
De St.Joriskerk is gebouwd in neo-gotische stijl. Deze bouwstijl, die gebaseerd is op de middeleeuwse gotiek, kwam - onder invloed van de romantiek - tot ontwikkeling in de eerste helft van de negentiende eeuw, aanvankelijk in Groot-Brittanië, daarna ook in Frankrijk, met Viollet-le Duc als grote voortrekker. De neo-gotiek werd hier te lande vanaf circa 1850 met name voor de bouw van katholieke kerken de bouwstijl bij uitstek. De reden hiervan is waarschijnlijk dat deze stijl goed aansloot bij het gevoel van herwonnen vrijheid en nieuwe bloei, dat na het herstel van de kerkelijke hiërarchie in 1853 bij het katholieke volksdeel in ons land heerste.
De St.Joriskerk toont dan ook het kenmerk van de oorspronkelijke gotiek: een sterk vertikaal gericht zijn, wat zich manifesteert in hoge muren, spitse daken, lange smalle ramen die eindigen in een spitsboog en een rijzige toren, ook voorzien van een hoge spits. Binnen zien we pijlers met een sterk verticale geleding, zogenaamde bundelpijlers, die boven de kapitelen weer verbonden zijn door spitsbogen.
De plattegrond heeft naar klassiek-gotische trant de vorm van een latijns kruis. Hierdoor krijgt het gebouw een uitgesproken lengte-as, die begint bij de ingang aan de westzijde ( de kerk ligt, volgens middeleeuwse traditie, georiënteerd, dat wil zeggen met het altaar naar het oosten gericht) en die eindigt in het koor met een veelhoekige sluiting achter het hoogaltaar.
De hoofdruimte van de kerk, het schip, is door twee rijen pijlers verdeeld in een middenschip en twee lagere en smallere zijschepen, die meestal zijbeuken genoemd worden. Het middenschip wordt ook wel aangeduid als lichtbeuk, vanwege de lichtinval door de hoog in de gevels geplaatste ramen. Tussen schip en koor ligt de korte arm van het kruis, het dwarsschip of transept.
Een kerkgebouw met zo een lang gerekte hoofdruimte, ingedeeld door twee rijen pijlers, en een as die naar het altaar als hoogtepunt wijst, wordt ook wel een basiliek genoemd, omdat de plattegrond zijn oorsprong vindt in de Romeinse basilica's. De St.Joriskerk kan dan ook - kort samengevat - getypeerd worden als een neo-gotische kruisbasiliek met driebeukig schip en éénbeukig koor en transept.
Het transept bezit aan beide armen een absis, waarin zijaltaren staan opgesteld. Het altaar in het zuidertransept is gewijd aan de H. Familie, dat in het noordertransept aan Maria. In deze absiden bevinden zich ook de enige ramen met voorstellingen die de kerk bezit. De thema's van de ramen passen bij de altaren.
Naast het koor, ook wel priesterkoor genoemd, zijn symmetrisch aan twee kanten nevenruimten gebouwd. Aan de zuidzijde bevindt zich daar de sacristie, aan de noordkant de voormalige "katechismuskamer" (ruimte bestemd voor godsdienst-onderricht aan kinderen), thans ingericht als ontmoetingsruimte. Boven beide nevenruimten ziet men open galerijen, die doen denken aan de vroeg-gotische galerijen boven de zijbeuken.
De viering, de plaats waar schip en transept elkaar kruisen, heeft dubbele hoekpijlers en vertoont daardoor de vorm van een achthoek. Dit element, dat even doet denken aan centraalbouw, is een bijzonder kenmerk van deze kerk.
Ook de gewelven, zowel in de viering als in de rest van de kerk, zien er bijzonder uit: de in kleur duidelijk afstekende gewelfribben vormen grote sterren op de lichte achtergrond. Deze "stergewelven" geven, samen met de achthoekige viering, aan het gebouw een rijk, laat-gotisch karakter, wat nog versterkt wordt door de polychromie die begin jaren dertig is aangebracht en die elementen bevat van het symbolisme.
In dit verband mag ook genoemd worden het triforium, het opengewerkte muurgedeelte onder de lichtramen van middenschip, transept en koor, waar sierlijke zuiltjes, verbonden met driepas-boogjes, zichtbaar zijn. In de grote kathedralen uit de bloeitijd van de gotiek was dit een soort dienstgang, naar men zegt een overblijfsel van de vroeg-gotische beuksgalerijen. Toch kwamen beide onderdelen ook wel boven elkaar voor, zoals hier in het koor te zien is. In deze kerk is het triforium louter een versierend element.
De toren biedt op de beganegrond plaats aan het ruime toegangsportaal met drie buitendeuren. Daarboven bevindt zich een ruimte die in open verbinding staat met de kerk en die plaats biedt aan het zangkoor en aan het in twee delen gebouwde orgel. Tussen beide orgelkasten is vanuit de kerk het grote lichtraam in de westgevel van de toren zichtbaar. Hoger in de toren zijn nog de uurwerkkamer en de ruimte voor de luidklokken. De toren wordt geflankeerd door twee nevenruimten, beide toegankelijk vanuit de kerk. Aan de noordkant is dit de Mariakapel, de aanbouw aan de zuidzijde bevat dienstruimten.
De kerk is opgetrokken uit baksteen, met inbegrip van basementen, gevelafdekkingen, waterdorpels en verticale raamindelingen. Natuursteen is slechts spaarzaam toegepast, onder andere bij de raamtraceringen in de spitsbogen en voor de ornamenten boven op de topgevels. Aan de toren is meer natuursteen verwerkt: hier zijn horizontale lagen in de gevels, alsmede waterslagen, aanzetstukken van spitsbogen en gevelafdekkingen van natuursteen toegepast.
De hoofdafmetingen van het gebouw zijn: lengte totaal 74 meter, breedte schip 22 meter, breedte bij transept 36,50 meter. De toren meet 12 x 11 meter, bij een hoogte van 87,50 meter.
Sedert februari 1976 staat de St. Joriskerk op de lijst van door het Rijk beschermde monumenten.

Bron van Vermelding G.A.M. van Bergeijk